Bij de universal life producten wordt aan kapitalisatie gedaan. Het doel is het opbouwen van een pensioenkapitaal. De techniek is sterk te vergelijken met een bankrekening. De betaalde premie begint te kapitaliseren vanaf de ontvangst ervan. De technische rentevoet is vrij te kiezen door de verzekeraar en mag maximum 3,75 % bedragen.
In tegenstelling tot de klassieke levensverzekeringen mag de rentevoet niet gewaarborgd worden voor toekomstige premies. De waarborg die kan gegeven worden is een waarborg op de gedane stortingen.
Kenmerken van de Universal Life verzekeringen
- De verzekering wordt vaak onderschreven op lange termijn (60/65 jaar)
- De premie bestaat uit verschillende delen
- De spaarpremie die zorgt voor de opbouw van het pensioenkapitaal. Deze spaarpremie wordt individueel gekapitaliseerd. Dit betekent dat er geen sterftetafels worden in aanmerking genomen en dat er bijgevolg geen verschil bestaat tussen mannen en vrouwen.
- De technische rentevoet wordt vrij gekozen door de verzekeraar en mag sinds 1999 niet meer bedragen dan 3,75 %. De technische rentevoet mag niet gewaarborgd worden voor toekomstige premiebetalingen. Dit houdt in dat er bijgevolg geen eindkapitaal wordt vermeld in deze contracten.
- Bij overlijden van de verzekerde voor de einddatum zal aan de begunstigde het gespaarde bedrag worden uitgekeerd. De verzekeringnemer kan echter een bijkomend kapitaal bij overlijden verzekeren. De verzekeraars kunnen verschillende formules aanbieden. Zo kan de klant opteren om bij overlijden een voorafbepaald kapitaal te laten uitkeren of de gespaarde reserve indien die hoger is. De premie van de bijkomende dekking overlijden zal afgehouden worden van de stortingen van de verzekeringnemer.
- De verzekeringnemer heeft de vrijheid om te betalen wat hij wil, wanneer hij wil.
- Jaarlijks kan het gespaarde bedrag verhoogd worden met een deelname in de winst. Eenmaal toegekend is deze winstdeelname definitief verworven.